Wandeling vanaf restaurant De Hof waarvan uit we starten door de buitengebieden en de Grebbelinie in en bij Ederveen en Renswoude. Dit is een komoot wandeling, die waarschijnlijk voor een groot deel aspecten bevat van het daatselaarsepad en het jufferpad, doch niet het zelfde zal zijn. Voor mij net als jullie een verrassing. Wilde nu een ander punt nemen in dit gebied om te starten en niet meer de grebbelounche, vanwege diverse overwegingen.
Renswoude
Ontstaan rond 1400. Renswoude bestond toen uit een versterkt huis, de Borgwal genaamd, en een aantal verspreid liggende boerderijen. In 1638 stichtte Johan van Reede een dorp bij de voormalige Borgwal. Dit bestond uit de huidige Dorpsstraat, met hierlangs wat lintbebouwing. Hiernaast ontstonden er nog twee achterwegen, de huidige Molenstraat en de Kerkstraat. Ook liet Van Reede het kasteel Renswoude (1654) en de koepelkerk (1639, naar een ontwerp van Jacob van Campen) bouwen.[2] In 1674 werd Renswoude een zogenaamde "Hooge en vrije heerlijkheid," een gebied met een eigen onafhankelijke rechtspraak. Uit deze heerlijkheid werd in 1795 de gemeente Renswoude gevormd. Pas in 1818 werden de grenzen van de gemeente officieel juridisch vastgesteld. Het was echter al eeuwen duidelijk hoe de grenzen liepen.
Duiventoren kasteel Renswoude
In de zeventiende eeuw waren er typisch Nederlandse rassen zoals de Hollandse kropper in allerlei varianten, maar voor op de tafel was volgens de Beschryvingen der Duyven uit 1686 vooral de oorspronkelijk Turkse Bagadet in trek. De anonieme auteur bezingt de culinaire kwaliteit van deze duif, waarvan het vlees niet te onderscheiden is van wildbraad, fazant of korhoen. Een hapje voor ’eene fyne tongh’,een echte lekkerbek dus. Overigens zou De Chalmot de Bagadet een eeuw later vooral als briefdrager (postduif) aanprijzen.
Het houden van duiven had nog een voordeel. Hun uitwerpselen waar we nu zo’n hekel aan hebben, werden verzameld en voor veel geld verkocht. Duivenmest heeft een bijzondere samenstelling, waardoor het geschikt is voor de teelt van tabak en andere gewassen zoals hennep. De mest is zo krachtig dat hij vermengd moet worden met andere stoffen, want anders verbranden de gewassen. In Nederland werd vanaf begin zeventiende eeuw tabak geteeld, het eerst rond het Zeeuwse stadje Veere, en kort daarna rond Amersfoort en verder oostwaarts langs de Utrechtse Heuvelrug tot in Gelderland en Overijsel toe. Napoleon maakte begin negentiende eeuw een eind aan de Nederlandse tabaksteelt. Ondanks korte oplevingen, zoals tijdens de tweede Wereldoorlog, is die nooit meer hersteld. De mest was overigens ook financieel interessant omdat het grondstof was voor de productie van buskruit, vanwege de salpeter die eruit gewonnen werd. Maar het was voor iedereen, wie dan ook, verboden om duiven te schieten, op straffe van een flinke geldboete en verbeurd verklaren van het jachtgeweer
Kasteelbos
Kasteelbos Renswoude is oorspronkelijk aangelegd in de Hollands classicistische stijl. In 1708 is het park gewijzigd in de geometrische Franse barokstijl, met rechte lanen, het grand canal en een sterrenbos. Het grand canal is met zijn lengte van 750 meter een natte variant van de zichtas. Tussen 1816 en 1818 is het park, vermoedelijk door J.D. Zocher ‘gemoderniseerd’ in de Engelse landschapsstijl. Hierbij zijn veel rechtlijnige elementen omgevormd in glooiende en gebogen lijnen. Het besloten park werd ‘opengebroken’, zodat ook het omringende landschap visueel een deel van het park kon worden. In het huidige park zijn beide stijlen nog goed herkenbaar. Het park aan de voorkant van het kasteel bevat nog de meeste barokelementen, hier aan de achterzijde van het park is met de grote vijverpartij en de solitaire bomen voornamelijk landschappelijk ingericht. In het kasteelbos staan veel oude loofbomen met een gemiddelde leeftijd van 150 jaar. Op de bosbodem groeien stinsenplanten, zoals bosanemoon, sneeuwklokje en winterakoniet. In de hoge beuken van het kasteelbos nestelt een kolonie roeken. Rond het kasteelbos ligt een kleinschalig landschap met bosjes, weiden, houtwallen en laaglandbeken. Het grand canal grenst aan de Grebbelinie, een verdedigingslinie uit de zeventiende eeuw.
Ederveen
De eerste bebouwing is rond 1600 ontstaan. Het gebied werd gebruikt voor turfwinning door mensen uit Ede, de eerste bewoners waren dan ook arme turfstekers uit dat dorp. Ederveen zou lange tijd een arm en onderontwikkeld dorp blijven en pas in de loop van de negentiende eeuw werden er initiatieven ontplooid om de armoede en achterstanden te bestrijden. Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog was er in kasteel Bruinhorst een werkkamp Bruinhorst gevestigd. Na de Tweede Wereldoorlog vestigden zich enkele veevoederfabrieken in Ederveen.
Reacties
Ik ben van plan om te gaan uiteten.
Ik rij met Wim mee en hij wil ook uiteten.
Mocht hij zich bedenken dan kan ik niet meedoen.
Rainer